de terugweg
dinsdag 21-08-2018
- vaartijd: 8 h 50 min, afgelegde weg: 35,6 NM
Met het invaren van de sluizen bij Kiel Holtenau is het rondje Oostzee rond. Wat rest is de terugreis langs een voor ons bekende route. De grootste hobbel die genomen moet worden, is een stuk zee waar het onder slechte omstandigheden niet goed toeven is: de Duitse bocht. Al enige dagen volgen we met meer dan gemiddelde belangstelling de weersvooruitzichten voor de wat langere termijn. Het wordt nu toch zaak een beetje op te schieten. Nog een paar dagen ergens verwaaid liggen betekent onherroepelijk te laat thuis komen.
We vertrekken bijtijds. De huik, de hoes rond het grootzeil blijft op zijn plek. Vandaag is het sowieso motoren. Bij de sluis liggen al enige jachten te wachten. Wij moeten nog het kanaalgeld betalen. Sinds kort gaat dat bij een automaat op de kant. Dat duurt te lang. Als we nog vastliggen aan de steiger van de automaat gaat de sluis al open voor jachten, en ook weer dicht. Kortom, na een uur rondjes draaien op de wachtplek zijn wij aan de beurt. Met een paar andere jachten hebben we de immense sluiskolk voor ons alleen. Eén jacht komt aanvaren en vaart meteen de open sluis in. Dat was de slimste bleek later. Hij betaalde na schutting bij de automaat direct aan de andere kant van de sluis.





Het eerst stuk van het kanaal is landschappelijk het mooiste. Dus ondanks dat we er voor resp. de achtste (Joke) en twaalfde (Lowik) keer doorkomen blijft het een mooie en afwisselende tocht. En het blijft bijzonder om een kanaal te delen met de grote zeevaart. Onderweg tanken we bij hetzelfde adres als op de heenweg. Hier leveren ze ook gas! We hebben de fles al verwisseld, maar als we de deksel van de bun, de ruimte waar de gasflessen in opgeborgen staan, dicht doen blijken de Duitse flessen net een centimetertje of twee hoger. We ruilen de volle fles weer terug voor onze lege. Dat wordt weer een koude maaltijd.





Het nadeel van de route goed kennen is dat je ook zicht hebt op niet zo leuke ligplaatsen. Voor velen zijn de havens van Brunsbüttel en Cuxhafen de vertrekpunten voor de tocht over de Elbe en Noordzee naar Nederland. Vanuit deze havens is de afvaart goed te plannen. Want de Elbe afvaren doe je alleen als de stroming naar buiten staat. Maar om daar te liggen trekt ons niet. In Brunsbüttel lig je pal naast de sluis in een heel krappe haven. ’s Nachts heb je permanent het geluid van langsvarende zeeschepen en kan je de noodzakelijke slapen moeilijk vatten. En aan Cuxhafen is helemaal geen plezier te beleven. In deze haven gaan liggen in de snelste methode om een fijn vakantiegevoel kwijt te raken. Na wat rekenwerk aan hoog- en laagwater en de bijbehorende stroming blijkt dat we mazzel hebben. De stroming gaat morgen pas rond het middaguur meelopen, zodat we niet per se al op het einde van het kanaal moeten overnachten. We kiezen voor de nacht weer ligplaats aan de steigers in het Giselaukanal. Dit zijkanaal van het Nord-Ostseekanal is in 1937 aangelegd ten behoeve van de scheepvaart op de Eider, en ter verbetering van de door het grote kanaal verstoorde waterhuishouding. Nu is het vooral voor bootjesmensen zoals wij van betekenis. Bij aankomst op de ligplaats blijken we de enige belangstellende te zijn. Dat is boffen. Afmeren doe je hier aan lange lijnen. Want als doodlopend zijkanaaltje ondervindt je hier de zuigende werking van de grote scheepvaart. Telkens als een heel groot schip op het hoofdkanaal passeert rolt er een kleine Tsunami het kanaal uit en weer in waardoor je in korte tijd zo’n 30 cm lager of hoger komt te liggen. Enige ruimte in de lijnen is dan wel zo prettig.




Behalve aan watersport wordt in dit kanaaltje ook aan vissport gedaan. Daar moet niet te licht over gedacht worden. Onze avondrust wordt op een gegeven moment verstoord door een visser die, zo interpreteren we dat, de vissen al probeert te lokken voor een visactie op later moment. Vanaf de kant wordt met een schepje tot aan de overkant van het kanaal een spoor van visvoer in het water geworpen. Na enige tijd ontstaat er daadwerkelijk enige beroering in het water. De vissen zijn op het voer afgekomen. Toch vertrekt de visser weer. Zijn vissen ook gewoontedieren? Onthouden zij een voedselrijke plek? Laat in de avond vlak voor donker komt er nog een klein jachtje aan de overkant liggen. Dan daalt de heerlijke rust weer neer over deze fantastisch mooie plek.




woensdag 22-08-2018
- vaartijd: 12 h 40 min, afgelegde weg: 68,4 NM
Op de heenweg voeren we aan het eind van de middag na het schutten bij Brunsbüttel door naar het Giselaukanal. In onze herinnering een niet zo lange tocht. Nu varen we hetzelfde stukje de andere kant op. De herinnering klopt niet helemaal. We moeten nog zeker een paar uur varen voor we bij de sluis zijn. We vertrekken dus bijtijds (07:55 uur) en houden op het kanaal de gang er goed in. Iets te goed, we dreigen zelfs te vroeg bij de sluis aan te komen. Daar, aan het eind van het kanaal, rondjes draaien tot het tij gunstig is, is niet zo aantrekkelijk. We nemen dus iets gas terug. Het op de motor varen wordt daarmee meteen een stuk aangenamer. Uiteindelijk schutten we toch vroeger dan gepland. Meestal ga je uit van een wachttijd tot er een sluis beschikbaar is. Vandaag kunnen we meteen doorvaren de sluis in.






Om 12:10 uur zijn we de sluis uit. Eerst een stukje op de motor. Maar al snel draait de stromingsrichting op de Elbe. Met stroom mee valt er met de zwakke zuiden wind (8 knopen) te zeilen. Snel gaat het niet, maar we hebben de tijd. We zijn nog vroeg. En de stroom duwt ons in ieder geval naar het westen. Dat heeft wel één nadeel: hoe harder de stroom, des te meer de wind voorlijk inkomt. Op een gegeven moment is onze vaarrichting niet meer bezeild. We verdagen naar de zandbanken. Zeil weg, motor bij, weer terug naar de goede kant van het vaarwater. Daar proberen we nogmaals te zeilen. Maar dat mislukt. De wind neemt nog meer af, de stroom gaat alleen maar harder. En ondanks die stroom gaan we al zeilend toch te langzaam. Voorlopig maar eerst een stuk op de motor. Wellicht dat we verderop kunnen zeilen. Een medezeiler meer naar het noorden houdt het zeilen wel vol, maar vergeet daarbij nauwkeurige te navigeren. Zij lopen vast. Niet zo handig met vallend water. Met het nodige kunst en vliegwerk en veel motorkracht weten ze uiteindelijk toch weer naar dieper water te komen.


Vandaag wilden we in ieder geval tot Cuxhafen komen. Niet dat dat zo’n leuke haven is, maar het is wel een goede uitvalsbasis voor een reis over zee. Nadeel is wel dat je ook bij Cuxhafen heel erg afhankelijk bent van de stroom op de Elbe, en daarmee niet je tocht kan plannen op het juiste tij bij de aankomsthaven. Een ander optie is het eiland Helgoland, midden in de Duitse bocht. Daar kan je altijd weg. We zijn nu mooi op tijd, en hebben nog volop de stroom mee (we varen 8,8 knoop over de grond). Helgoland halen we waarschijnlijk nog wel met daglicht en anders is deze haven in het donker ook goed aan te varen. We gaan dus door. Die drie uurtjes motoren over een gladde zee kunnen er ook nog wel bij. Er zijn meer jachten die deze keuze maken. Eentje komt ons heel bekend voor: het bootje uit Stralsund waarvan ze ons toen lieten weten dat ze naar het “Karieb” gingen. Ze zijn dus vertrokken.

We zijn al eens eerder op Helgoland geweest. Op onze eerste tocht naar Denemarken. Dat was niet geheel vrijwillig. Door onervarenheid waren we veel te vroeg bij de monding van de Elbe. Met de harde wind waar we toen mee te maken hadden (7 bft) was Helgoland de enige veilig aan te lopen haven. Geplaagd door tal van regenbuien voeren we toen over golven tot wel 3,5 meter hoog aan de wind naar dit eiland. Wel wat anders dan nu. Maar de verschijning van het eiland vanachter een regenbui (toen), resp. aan de horizon (nu) blijft een bijzondere ervaring.


Het havenbekken van Helgoland is in het hoogseizoen vaak overvol. Stapels van 12 jachten schijnt voor te komen. Nu valt het mee. We meren als vijfde jacht op het stapeltje af.
dinsdag 21-08-2018
- vaartijd: 12 h 30 min, afgelegde weg: 64,6 NM
Helgoland is een bijzonder eiland. Het ligt ongeveer 65 km uit de Duitse kust, is twee km2 groot, ongeveer 55 meter hoog en bestaat hoofdzakelijk uit rode zandsteen. Het eiland ligt zeer strategisch. In WO II was het een belangrijk steunpunt voor de Duitse marine en onderzeedienst. Reden voor de Engelsen om direct na de oorlog te proberen dit eiland met explosieven van de aardbodem te laten verdwijnen. Dat is (gelukkig) niet gelukt. Nu is het een populaire bestemming voor toeristen op zoek naar natuur, en naar belastingvrije inkopen.






We hebben een flink stuk te varen vandaag. De voorspellingen voor de komende dagen zijn slecht. Vanavond rond acht /half negen gaat het heel hard waaien, zo is de verwachting. Maar eerder dan een uur of zes kunnen we niet bij Nordeney aan komen. Want dan staat de stroom in het zeegat nog te hard tegen. We hebben dus niet heel veel speling in de planning. En we moeten bijtijds vertrekken. Een uitgebreid bezoek aan het eiland zit er niet in. Maar we willen in ieder geval nog eens een keer gaan kijken bij een heel mooi stukje natuur hier op het eiland: een kolonie Jan-van-Genten. Al heel vroeg staan we op (05:30 uur) om nog voor het ontbijt de klim naar boven te maken. Zelfs deze wandeling is een soort race tegen de klok. Maar we hebben ze gezien! het blijft prachtig deze vogels zo van heel dichtbij mee te maken.
Vanuit Helgoland varen we op de motor eerst zuidwaarts tot over de shippinglane, de hoofdroute voor de grote scheepvaart. Dat doen we omwille van de tijd op de motor. De wind is nog niet al te sterk. Rond het middaguur komt er meer wind. De zeilen gaan omhoog en we kruisen in lange slagen naar het westen. Dat kost eigenlijk te veel tijd. Opkruisen is met Ran geen fijne bezigheid, zeker niet als je haast hebt. Rond een uur of zes moeten alle zeilen weg, motor aan, en tegen wind en golven in, in een gestrekte koers naar de ingang van het zeegat van Nordeney. We kiezen nu voor “veilig”. Dat is iets anders dan “comfortabel”. We hakken tegen de golven in en moeten ons permanent schrap zetten om niet van de kuipbanken af te rollen. Maar een alternatief is er niet. We zijn al aan de late kant, en aan de horizon zijn de eerste tekenen van het slechte weer al zichtbaar. Om zeven uur zijn we in het Dovetief. Het water wordt daar snel ondieper (tot slechts 4,5 meter en dat is weinig voor op zee) en daarmee worden de golven steiler en nog vervelender. Er lijkt aan deze tocht geen eind te komen. Bij de kop van het eiland Nordeney krijgen we eindelijk de stroming mee en wordt het water vlakker. Maar ook de wind trekt aan, en de lucht wordt zwart. De haven lijkt overvol. Op de steiger wijst iemand ons op één van de nog resterende vrije plekken. Een plek waar we nu met een harde dwarswind in moeten. Dat kan maar op één manier: met een flinke vaart. We worden door vele handen op de steiger opgevangen. En door hard terugslaan van de motor en veel spierkracht van een helper stoppen we de boot net op tijd af. Pfff …., , gelukt! Niks geraakt. Geluk of pure stuurmanskunst? En we zijn ook nog op tijd. Nog tijdens het goed vastmaken van de boot gaat het slechte weer echt los: windstoten met slagregen. Het is 20:40 uur, de nauwkeurigheid van de weersverwachting is vandaag extreem groot!






Op de heenreis hebben we even aan dit Duitse waddeneiland gesnuffeld. Nu het weer minder geschikt is om door te zeilen hebben we de gelegenheid om het eiland beter te verkennen. Op woensdag halen we de fietsen boven dek voor een tocht naar de vuurtoren halverwege het eiland. Nordeney is een echt waddeneiland. Maar ook heel Duits. Netjes en (over-)georganiseerd. En daarmee misschien ook een tikkeltje sfeerloos. Maar de natuur is prachtig! De vuurtoren bewonderen we alleen vanaf maaiveld. De zon schijnt volop en de westenwind is krachtig. De fietstocht heen is dus een ontspannen tochtje. Terug ligt dat even anders. Tegen een straffe tegenwind fietsen we tussen de duinen door terug naar de haven. Op een hoog duin is een mooi uitzichtpunt aangelegd. Van daaruit hebben een prachtig zicht op een Noordzee vol met schuimkoppen. En op het Dovetief, de route die wij gisteren hebben gevolgd. De route is duidelijk herkenbaar; aan de rode en groen tonnen, en aan de branding op de zandbanken aan weerszijden. Hier moet je geen navigatiefouten maken! Ook aan het eind van deze dag, en van de fietstocht pakken zware onweerswolken samen. We moeten flink op de pedalen om de regen voor te blijven. Dat lukt net niet. Gelukkig zijn we niet echt doorweekt. De buien en het onweer zijn indrukwekkend. Maar dat is buiten. Binnen is het warm en gezellig.









’s Nachts gaat het onweer door. Het is compleet herfst, inclusief harde regen en wind. Rond een uur of drie hoort Joke tot haar verbazing nog een schip binnenkomen. Waar komen die vandaan? Het zullen toch niet de Duitsers op weg naar het Carieb zijn? Ja dus, zo blijkt als we ’s ochtends onze neus buiten de kajuit steken. Nadat we tussen de buien door bij de havenmeester onze financiële verplichtingen hebben voldaan, zien we de twee jongens bij de was- en, zo blijkt, vooral wasdrogers staan. We spreken ze aan. Even herkennen ze ons niet. Ze zijn duidelijk nog niet in goede doen. Wat wil je. Ze zijn de vorige dag, een dag later dan wij, uit Helgoland vertrokken. Ze wilden eerst nog wat van het eiland zien. De Noordzee was door deze Oostzeezeilers duidelijk onderschat. Ze hebben geen enkele ervaring met varen op stromend water, laat staan met de eigenaardigheden van de zeegaten tussen de Waddeneilanden. Ten noorden van de Duitse waddeneilanden hebben ze geleerd dat opkruisen tegen de stroom betekent dat je uren vaart zonder ook maar een mijl in de goede richting te komen! En in zwaar weer een zeegat aanlopen is ronduit gevaarlijk. Zij hebben dat wel gedaan, en nog wel in het donker ook. Ze hebben heel veel geluk gehad. Soms stonden ze in de kuip tot hun knieën in het water. En dat ze de onverlichte tonnen van het Dovetief niet geraakt hebben is een klein wonder. Ze zagen de tonnen pas, als er vlakbij één in het schijnsel van de zaklamp verscheen. Ze zijn nu even klaar met de Noordzee en hebben, net als wij, plannen om via de staandemastroute naar en door Nederland te varen. Alleen weten ze nog niet dat dat niet via Borkum hoeft, maar dat je ook rechtstreeks naar Delfzijl kan zeilen. We nodigen deze jonge avonturiers, Lennart en Vale, de één 19 en de nader 20 jaar jong, bij ons aan boord. Wij kunnen ze dankzij onze ervaring op de heenweg, en goede kaarten, goed op weg helpen. Het wordt een heel gezellige avond. Het gesprek gaat over varen, plannen, dromen, wonen in voormalig Oost-Duitsland, ankeren, leuk zeilwater en nog tal van andere belangrijke onderwerpen. We spreken af de volgende dag samen op te varen over het wad. In ons kielzog kunnen ze dan veilig kennismaken met de Waddenzee.
zondag 26-08-2018
- vaartijd: 8 h 18 min, afgelegde weg: 39,1 NM
De tocht van Nordeney naar Delfzijl kent twee wantijen. Die ondieptes kan je alleen passeren als het water voldoende gestegen is. Dat luistert nogal nauw. Ben je te vroeg met vertrekken, dan kan je het eerste wantij nog niet over. Ga je te laat dan moet je tot het volgende hoogwater wachten voor je het tweede wantij over kunt. De tijden van hoog- en laagwater zijn elke dag anders. Dat wil nog wel eens resulteren in een vertrek voor dag en dauw. Maar vandaag hebben we het werkelijke perfecte hoog- en laagwater. We worden geacht om 9:30 uur het zeegat tussen Nordeney en Juist over te steken. Om 08:57 uur varen we de haven uit. Er zijn er meer die op Nordeney op goed weer hebben gewacht. En natuurlijk zijn onze Duitse avonturiers met hun schip Andiamo ook van de partij.

Vlak buiten de haven is water ondanks de sterk doorstaande ingaande stroom nog kalm. Eenmaal in het zeegat is dat wel anders. De afgelopen dagen zijn op zee de golven flink opgebouwd. En ondanks de zandbanken voor de kust kan je dat goed merken. Wie hier vaart en nog niet wakker is, wordt nu goed wakkergeschud. Met onze helmstok als besturing hebben wij het relatief makkelijk, maar op twee zeilschepen met stuurwiel moeten ze hard werken om de boot op koers te houden. Zodra we achter het eiland Juist zijn, keert de rust weer.


Via een smalle geul, eerst gemarkeerd met tonnen, later met prikken, varen we richting het wantij. Op het wantij komen de vloedstromen die aan weerszijden van het eiland de Waddenzee instromen samen. Dus op het eerste stuk hebben we de stroom mee; na het wantij een tijdje tegen. Net ten zuiden van het onbewoonde waddeneiland Memmert kunnen we de koers naar het zuiden verleggen. Hier is het vaarwater ruim, hebben we de stroom mee en komt ook de wind uit een gunstige hoek. Grootzeil, kluiver en fok, we zetten alles bij voor een dag heerlijk zeilen. We zetten ook alles bij om vaart te maken. Bang dat we het tweede wantij niet halen zijn we niet Tijd zat. Maar inmiddels hebben ook de Duitse avonturiers, ervaren wedstrijdzeilers, hun zeilen gezet. Ja, en dan willen wij natuurlijk de snelste zijn! Dat lukt lang heel goed. Maar laat in de middag, als de wind inzakt moeten we in deze jongens onze meerdere erkennen. Het ligt niet aan ons natuurlijk. Zij hebben nu eenmaal een veel lichter schip, en dat is met weinig wind nu eenmaal in het voordeel. De jongens genieten duidelijk van de competitie, en de overwinning! In de buurt van Delfzijl is de voortgang zo gering dat we niet meer tegen de inmiddels gedraaide stroom inkomen. Het laatste stukje gaat op de motor. We pakken een box in de ons inmiddels bekende haven en trakteren onszelf deze eerste avond in Nederland op een oer-Nederlandse maaltijd: afhaalchinees.




maandag 27-08-2018
- vaartijd: 9 h 10 min, afgelegde weg: 33,4 NM
Ook vandaag gaan we tegelijk met Lennart en Vale op pad. Voor de zeesluis ontmoeten ze een ander voor hen bekend schip: Blikvis. Deze Nederlanders lagen ook op Helgoland en zijn net als de Duitse jongens een dag na ons vertrokken. Zij vonden de aanloop van Nordey te riskant en zijn via Borkum naar Delfzijl gekomen. We spreken af dat we als konvooi de staandemastroute gaan afwerken. Daar hebben we allemaal voordeel bij. De bruggen en sluizen gaan dan lekker vlot. En wij mogen als ervaringsdeskundigen voorop. Vandaag waait het weer hard en is de wind tegen. Het is een schrale troost, maar we varen dus niet voor niets binnendoor. Op het Eemskanaal moet de motor hard werken. Bij de eerste brug van de stad is het net lunchtijd. Wachten dus. maar daarna gaat het door de stad gesmeerd. We hoeven nauwelijks voor bruggen te liggen draaien. Wat is dat hier goed geregeld!






Alhoewel bekend van de heenweg, het Reitdiep blijft, zeker in het begin een landschappelijk mooi vaarwater. En wat een rust en ruimte hier in Groningen. Soms staat er voor een geopende brug niemand te wachten.






Al dat motoren kost nogal wat diesel. Van de heenweg weten we waar we kunnen tanken: de jachthaven net buiten de zeesluis van Zoutkamp. En dat wordt het doel voor vandaag. Blikvis en Andiamo gaan met ons mee. Laat in de middag meren we aan de tanksteiger van deze kalme mooie haven af. Na een wandeling door Zoutkamp nemen we met Jinke en Oep van de Blikvis bij ons aan boord nog een afzakkertje.

dinsdag 28-08-2018
- vaartijd: 7 h 05 min, afgelegde weg: 27,4 NM
Het konvooi gaat verder. Van Zoutkamp voert de route over het Lauwersmeer naar de zeesluis bij Dokkumer Nieuwe Zijlen. Op het Lauwersmeer gaat het nog een klein beetje mis. Met een scherpe bocht moet je van de voormalige waddengeul naar Zoutkamp de overeenkomstige geul naar Dokkum indraaien. Net als op het IJsselmeer hebben ze hier veel zgn. jachtbebakening uitgelegd om het ondiepe water te markeren. Op het IJsselmeer liggen deze tonnen op de 2-meterdieptelijn. Dus zo te zien kunnen we een flink stuk afsnijden. Helaas, hier liggen ze op 1,30 meter diepte! Voor ons is dat niet zo’n probleem. Het midzwaard loopt rustig op zodra we de grond raken. Voor onze volgers is het wat lastiger. Die zitten even stevig aan de grond. Sorry mensen: foutje.
Verder gaat het. De zeesluis draait vlot (grapje van de sluiswachter die er vandaag wel zin in heeft: “Hè Blikvis; krijg je er ook een blikopener bij?”). dan verder door het Friese land. Het blijft zeker mooi vaarwater. Een straf is het niet, maar nu we het al vaker gedaan hebben is het nieuwe er wel van af. En op de één of andere manier gaat het hier in Friesland bij de bruggen allemaal wat minder soepel dan in Groningen. Het is dat dit een veilige en zekere doorvaart naar de thuishaven is, maar we verlangen erg naar zeilen op ruim water.



In Leeuwarden ontbinden we het konvooi. Wij hebben niet heel veel haast om thuis te komen. Om het vakantiegevoel nog wat te voeden willen we Leeuwarden wat uitgebreider bekijken. Wij meren daartoe af aan de voormalige stadswallen bij de Prinsentuin op één van de laatste vrije plekken waar onze mast ruimte vindt tussen de oude bomen. De anderen gaan door. “Bis nächstes Jahr!” roepen Lennard en Vale. Wij zijn benieuwd naar hun verhalen. Tot dan volgen we ze op hun blog: sailingandiamo.blogspot.com.

Wij gaan toeristje spelen. Leeuwarden is dit jaar de culturele hoofdstad van Europa. Daar merken we in de stad minder van dan we gehoopt hadden. Er zin vooral veel toeristen op volle terrasjes. Wij doen een korte excursie langs mogelijk Griekse restaurants. Maar die vallen niet in de smaak. aan boord zit je net zo lekker. Terug merken we dat Leeuwarden verrassend mooie, leuke en stille straatjes heeft. Hoe je daar komt?Gewoon je terug laten leiden door Google-maps. Die zoekt de kortste weg door straatjes en stegen. Met uitzicht op de het water genieten we opnieuw van de lang gemiste traditioneel Hollandse haute-cuisine: frites van de snackbar.







woensdag 29-08-2018
- vaartijd: 5 h 30 min, afgelegde weg: 24,4 NM
Hoe dichter bij het einde van de reis, hoe makkelijker plannen. We hebben vandaag dus nog tijd voor opnieuw een leuke stadswandeling. Deels door dezelfde straten als gisteren, deels langs nieuwe “ontdekkingen”. En langs de bakker voor suikerbrood natuurlijk, want dat hoort ook bij Friesland. Rond tienen varen we af. De ochtendspits is voorbij, de bruggen draaien weer. Redelijk makkelijk komen we de stad uit. Maar dan wordt het een oefening in geduld. De spoorbrug. Lang liggen we voor de brug te wachten. Na drie lokale treinen gaat de brug eindelijk open. Als je met een staande mast van noord naar zuid door Leeuwarden wilt, vaar je eigenlijk vreselijk om. Je komt pal ten noorden van de oude stad de singel op, vaart dan helemaal naar het westen om vervolgens via een oersaai kanaal en dito nieuwbouwwijken aan de oostkant de stad te verlaten.
We hebben het plan de laatste nacht van deze reis niet door te brengen in een haven, maar aan een steigertje in de vrije natuur. We laten ons oog vallen op een steigertje vlakbij Akkrum. Van daar denken we naar onze vrienden Douwe en Yvonne te kunnen wandelen. Vanuit het Prinses Margietkanaal (beter bekend als “PM-kanaal”) loopt een klein kronkelig watertje naar Akkrum. Aangekomen bij het bewuste steigertje blijkt ons plan voor een wandeling niet door te kunnen gaan. Je komt van de steiger wel op de kant, maar er is vandaar geen wandelpad naar het dorp. En echt midden in de natuur lig je er eigenlijk ook niet. We horen de snelweg en liggen redelijk dicht bij de spoorlijn. Niet de plek die we gedacht hadden. Dus verder maar weer.

Uiteindelijk komen we net als op de heenweg weer uit bij de Witte Brekken. Nu nemen we steigertje wat dichter bij het PM-kanaal. Daar liggen we alleen op een prachtige plek. Zo hoor je van Friesland te genieten. En dat je in Nederland ook op stille plekken altijd auto’s, treinen en vliegtuigen ziet en/of hoort, daar moeten we maar weer gauw aan wennen.





donderdag 30-08-2018
- vaartijd: 7 h 00 min, afgelegde weg: 31,5 NM
De laatste etappe. We hebben alle tijd. We hoeven geen bruggen of sluizen te halen, die draaien dag en nacht. En een haven zoeken is ook niet nodig, onze ligplaats voor vanavond is bekend. We slapen nog eens lekker uit. genieten van het ontbijt en een leven zonder haast en drukte. Maar om half twaalf gooien we dan toch maar los. De wind is noordwest, 12 knopen. Het PM-kanaal loopt naar het zuiden. Met deze wind is zeilen mogelijk. De kluiver gaat uit, en de motor ook. Een verademing na zoveel dagen motoren. Om half twee zijn we bij de sluis naar het IJsselmeer. Het duurt even voor we geschut kunnen worden, maar dan zijn weer op ruim water voor de finale.



Er staat een fantastische wind om te zeilen. En dat doen we dus ook. Nu geen zorgvuldige navigatie meer, geen notitie in het logboek. We kennen dit water maar al te goed. Op zicht varen we in de richting Lelystad. Vlak voor de sluis in de Houtribdijk gaan de zeilen definitief naar beneden. Na het schutten doen we het laatste mijltje op de motor. Graag waren doorgegaan, gewoon langs de haven varen en aan de andere kant van het Oostvaardersdiep weer het ruime water op. Gewoon nog twee maanden er bij. Rondje Enegeland of zo. Of naar Portugal. Zo’n reis als deze smaakt gewoon naar meer. Maar voor nu is het klaar. Om 18:30 uur liggen we weer op onze vaste plek in Lelystad-haven.

